Op grond van artikel 5.97 eerste lid van het nieuw Burgerlijk Wetboek zal de schuldeiser voor de rechter de prijsvermindering kunnen eisen indien er sprake is van een niet-nakoming van een verbintenis die onvoldoende ernstig is om de ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen. Maar de wetgever gaat zelfs verder. Zo wordt in het tweede lid van voormeld artikel bepaald dat deze sanctie ook buitengerechtelijk kan ingeroepen worden door de schuldeiser door middel van een schriftelijke kennisgeving met aanduiding van de reden van de vermindering.
De Belgische wetgever heeft dus de waaier van sancties voor niet-nakoming van verbintenissen uitgebreid. Het recht op prijsvermindering kan worden beschouwd als de tegenhanger van de (in voorkomend geval gedeeltelijke) ontbinding die slechts van toepassing is indien de niet-nakoming voldoende ernstig is.
Is het invoeren van een prijsverminderingssanctie echter wenselijk in het contractenrecht?
De eerste vraag rijst in hoeverre deze nieuwe sanctie zich onderscheidt van het reeds jarenlang verankerde beginsel van schadeherstel. Het verschil tussen beiden schuilt in de berekeningswijze.
Bij prijsvermindering moet het verschil tussen de waarde van de ontvangen prestatie en de waarde van de overeengekomen prestatie op het tijdstip van het sluiten van het contract in aanmerking worden genomen. De prijsvermindering moet immers beschouwd worden als een maatregel tot bijsturing van het contract. Deze sanctie beoogt, via een proportionele regel, het herstel van het evenwicht van de wederzijdse prestaties. Bij schadeherstel daarentegen moet gekeken worden naar het tijdstip van de niet-nakoming van het contract.
Er kunnen zich strikt genomen gevallen voordoen waarbij de schuldeiser aan de hand van een prijsvermindering meer zal vergoed krijgen dan bij een klassiek schadeherstel, net omwille van het feit dat de berekening moet gebeuren op het ogenblik van de contractsluiting. Denk maar aan het voorbeeld van de aankoop van een wagen waarbij – in strijd met de bestelbon – de functie van zetelverwarming ontbreekt. Bij prijsvermindering zal de sanctie bestaan uit de afhouding van het verschil met de prijs die u bij aankoop van de wagen zonder zetelverwarming zou geboden hebben, terwijl in geval van schadeherstel veelal een schadevergoeding zal gevraagd worden voor de schade die u lijdt omwille van het feit dat de wagen niet over de functie van zetelverwarming beschikt. Het is denkbaar dat die bedragen zullen verschillen.
Maar deze nieuwe sanctie komt ook op een ander vlak onder vuur te liggen. Zo heeft de Belgische wetgever de mogelijkheid voorzien voor de schuldeiser om eenzijdig een prijsvermindering door te voeren, zonder enige voorafgaandelijke rechterlijke tussenkomst. De vrees bestaat dat deze buitengerechtelijke mogelijkheid opportunistisch gedrag zal aanwakkeren waarbij klanten al te vaak eenzijdig prijsverminderingen zullen toepassen. Om dit te voorkomen, zullen dienstverleners wellicht vaker met voorschotfacturen werken.
Daarrnaast zal het in de praktijk niet voor de hand liggend zijn om steeds de concrete berekening van de prijsvermindering te maken. Hierbij valt te denken aan een laattijdige levering die onvoldoende ernstig is om daadwerkelijk de ontbinding van de overeenkomst tussen partijen te rechtvaardigen. Het valt immers niet te ontkennen dat de waarde van de geleverde goederen en de waarde van de overeengekomen goederen op zich niet verschilt. De vraag is dan ook of er ruimte is voor een prijsvermindering die naar billijkheid wordt berekend.
Het valt af te wachten hoe deze nieuwe sanctie in de praktijk uitwerking zal krijgen. In ieder geval staan wij paraat om u bij te staan indien u als schuldeiser of schuldenaar met deze sanctie geconfronteerd wordt.