Het besluit is een gedeeltelijke omzetting van Europese regelgeving betreffende de energieprestatie van gebouwen en energie-efficiëntie en kadert in het toenemend gebruik van elektrische voertuigen als alternatief voor voertuigen met een verbrandingsmotor.
Vanaf 1 januari 2025 dienen milieuvergunningshouders van een (openlucht of overdekte) parking een minimaal aantal oplaadpunten te installeren, gebaseerd op het aantal toegestane parkeerplaatsen volgens hun milieuvergunning.
De beheerder van een parking, die milieuvergunninghouder is, is jaarlijks verplicht het aantal geïnstalleerde oplaadpunten te rapporteren aan de distributienetbeheerder.
1. Minimumaantal oplaadpunten
De verplichting geldt zowel voor openbare als particuliere parkings. Het vereiste minimum aantal oplaadpunten varieert afhankelijk van de functie van de parking en zal progressief toenemen in de toekomst.
Voor bestaande parkings gelden de volgende verhoudingen (percentage oplaadpunten per aantal parkeerplaatsen):
a) Parkings van kantoorgebouwen:
- op 1 januari 2025: 10% met een minimum van 2 oplaadpunten
- op 1 januari 2030: 20%
- op 1 januari 2035: 30%
b) Residentiële parkings:
- op 1 januari 2025 : een oplaadpunt per parkeerplaats op verzoek van bewoners die toegang hebben tot de parking en die beschikken over een elektrisch voertuig.
c) Openbare parkings (en parkings die niet onder a) of b) vallen):
- op 1 januari 2025: 5% met een minimum van 2 oplaadpunten
- op 1 januari 2030: 10% met een minimum van 2 oplaadpunten
- op 1 januari 2035: 20%
Een oplaadpunt met een vermogen groter of gelijk aan 50 kW geldt voor 5 oplaadpunten en een oplaadpunt met een vermogen van 150 kW of hoger geldt voor 10 oplaadpunten.
Heeft een parking verschillende functies, dan zal het aantal oplaadpunten pro rata worden bepaald.
Parkings (andere dan residentiële parkings) die (i) nog geen milieuvergunning hebben of (ii) niet gedekt zijn door een milieuvergunning die sinds minder dan 2 jaar vervallen is of (iii) waarvan de vergunningsaanvraag werd ingediend na 13 november 2022 en die na deze datum geen ingrijpende verbouwingen hebben ondergaan, moeten onmiddellijk voldoen aan de criteria die worden toegepast op 1 januari 2035. Dit betekent:
a) Parkings voor kantoorgebouwen: 30%
b) Openbare parkings: 20%
2. Uitzonderingen en uitsluitingen
Enkel in het geval van een technische onmogelijkheid (en mits voldoende gemotiveerd) of wanneer de installatie van oplaadpunten voor buitensporige kosten zorgt kan een afwijking worden toegestaan van het toepasselijk aantal oplaadpunten per aantal parkeerplaatsen.
In parkings uitgerust met een autolift is de installatie van oplaadpunten verboden, tenzij de milieuvergunning een afwijking toestaat na positief advies van de brandweer.
3. Veiligheidsvoorschriften parkings met oplaadpunten
Parkings met geïnstalleerde oplaadpunten moeten aan een reeks veiligheidsvoorschriften voldoen:
a) het oplaadpunt moet geïnstalleerd zijn op een onbrandbaar of brandwerend oppervlak;
b) het laden van een voertuig moet verplicht gebeuren aan de hand van het oplaadpunt;
c) elektrische installaties moeten over een voldoende groot vermogen beschikken voor het laden van voertuigen en moeten gekeurd zijn door een erkend orgaan volgens het AREI;
d) het oplaadpunt moet beschermd zijn of voldoende hoog geplaatst om beschadigingen door een voertuig te vermijden, maar moet bereikbaar blijven voor personen met een beperkte mobiliteit.
In overdekte parkings gelden aanvullende veiligheidsvoorschriften:
a) er geldt een verbod op sneloplaadpunten (oplaadpunten met een vermogen groter of gelijk aan 50 kW);
b) elke ingang moet voorzien zijn van een noodknop om alle oplaadpalen te kunnen afsluiten in geval van een brand of incident;
c) indien er een branddetectie aanwezig is, dienen alle oplaadpunten automatisch te worden uitgeschakeld zodra er een brand wordt gedetecteerd;
d) er dient een ventilatiesysteem voorzien te zijn waarbij de lucht om de 3 uur wordt ververst;
e) elke ingang moet voorzien zijn van een duidelijk plan met situering van de oplaadpunten.
Op overdekte parkings van meer dan 1.250 m² gelden strengere veiligheidsvoorschriften.