VVPRbis-regime: bijkomende verstrengingen

Op grond van het VVPRbis-regime kan – onder bepaalde voorwaarden – een dividend fiscaal gunstig worden uitgekeerd aan de aandeelhouder/natuurlijk persoon. Dit dividend zal slechts onderworpen zijn aan 20% of 15% roerende voorheffing in plaats van het normale tarief van 30%. Maar het regime zal worden verstrengd. Wij geven u een overzicht.

VOORWAARDEN VOOR HET VVPRBIS-REGIME

In het geval van inbrengen in geld in  kleine vennootschappen geldt een verlaagde roerende voorheffing op de aan die aandelen uitgekeerde dividenden. Om van dit gunstregime te kunnen genieten, moeten volgende voorwaarden voldaan zijn (cf. art. 269, §2 WIB92):

  • De aandelen moeten op naam en verworven zijn naar aanleiding van een nieuwe inbreng in geld;
  • De aandelen zijn uitgegeven vanaf 1 juli 2013;
  • De uitkerende vennootschap is een kleine vennootschap in de zin van artikel 1:24 § 1 tot 6 WVV voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de kapitaalinbreng is gedaan;
  • De belastingplichtige heeft de aandelen ononderbroken in volle eigendom behouden;
  • De aandelen zijn volledig volstort en er zijn geen preferente aandelen gecreëerd.

De roerende voorheffing zal in dit geval herleid worden tot 20% indien het dividend wordt verleend of toegekend uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na het boekjaar van de inbreng of 15% indien het dividend wordt verleend of toegekend uit de winstverdeling van het derde boekjaar of volgende na het boekjaar van de inbreng.

Maar dit regime zal grondig gewijzigd worden.

NIEUW WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN EN VERENIGINGEN

Eén van de meest opmerkelijke wijzigingen hangt samen met de gevolgen van de inwerkingtreding van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) op 1 mei 2019. Het WVV hertekende het vennootschapsrecht grondig. Eén van deze wijzigingen betrof het feit dat bijvoorbeeld een BV voortaan geen minimumkapitaal meer moet hebben (in tegenstelling tot onder het “oude” vennootschapsrecht).

Naar aanleiding van deze wijziging werd ook de voorwaarde van minimumkapitaal voor het VVPRbis-regime geschrapt.

Gelet op de afschaffing van het kapitaalvereiste in het WVV, beslisten heel wat vennootschappen waarvan het kapitaal slechts gedeeltelijk volstort was om hun kapitaal te herleiden naar 1 EUR via een vrijstelling van de volstortingsplicht. In dit geval reeds de vraag of zij nog in aanmerking komen voor het VVPRbis-regime?

Deze vraag werd al voorgelegd aan de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB). De DVB besloot dat de volstorting van de aandelen beoordeeld moet worden op het moment waarop de algemene vergadering tot de toekenning van het dividend besluit (voorafgaande beslissing 2020.0114 en 2020.0178 van 21 april 2020). De vrijstelling van de volstortingsplicht verhindert de toepassing van het VVPRbis-regime dus niet.

VOLLEDIGE VOLSTORTING TOT HET TOEGEZEGDE BEDRAG

De wetgever dreigt hier nu een stokje voor te steken.

Uit een amendement m.b.t. het wetsontwerp “houdende diverse fiscale bepalingen” blijkt nu dat men alsnog vereist dat de aandelen volledig volstort zijn tot het bedrag van de inbreng die men destijds toegezegd had.

Bij wijze van overgangsmaatregel zullen vennootschappen die sinds de invoering van het WVV op 1 mei 2019 een vrijstelling van de volstortingsplicht hebben verleend, voor 31 december 2022 een nieuwe kapitaalverhoging kunnen doorvoeren zonder uitgifte van nieuwe aandelen, waardoor de inbreng opnieuw het bedrag bereikt dat initieel werd toegezegd. Zo kan men alsnog het voordeel van VVPRbis-regime genieten.

Indien men hier niet toe over zou gaan, zullen de dividenden m.b.t. deze aandelen onderworpen zijn aan het normale tarief van 30% roerende voorheffing.

Deze nieuwe verplichting zou gelden voor dividenden die vanaf 1 januari 2022 worden toegekend of betaalbaar gesteld.

TOCH GEEN WIJZIGING WACHTTERMIJN

Er werd ook een amendement ingediend ter verstrenging van de wachttermijn alvorens men van het verlaagde tarief zou kunnen genieten. Waar vroeger de wachttermijn startte op het moment van inbreng, zou volgens het amendement de wachttermijn voortaan aanvangen vanaf het moment van volledige volstorting.

Na een opmerking van de Raad van State zou uiteindelijk zijn afgezien van deze verstrenging.

AANDELEN MET EEN VOORKEURRECHT I.P.V. PREFERENTE AANDELEN

Tot slot mogen er ook geen preferente aandelen worden gecreëerd bij een kapitaalsverhoging. De definitie van preferente aandelen was tot heden onduidelijk.

De Minister van Financiën gaf recent een ruime invulling aan het begrip “preferente aandelen”. Volgens hem zijn “alle aandelen die een of andere voorkeursbehandeling genieten, preferente aandelen voor de toepassing van het VVPRbis-regime en zijn zij bijgevolg uitgesloten van dat regime. Aandelen die een proportioneel dividendrecht hebben maar daarnaast ook een meervoudig stemrecht of een ander voorkeursrecht moeten worden beschouwd als preferente aandelen.”

De wet zou nu aangepast worden, zodat voortaan het verbod op de uitgifte van preferente aandelen vervangen zou worden door een verbod om aan de aandelen een “voorkeurrecht” te verbinden “ten aanzien van de deelname in het kapitaal of in de winst of ten aanzien van de verdeling van het maatschappelijk vermogen“.

WAT TE DOEN?

De voorgenomen wetswijzigingen verstrengen duidelijk de voorwaarden van het huidige regime en maken de regeling opnieuw meer complex.

Belastingplichtigen doen er goed aan om deze evoluties van nabij op te volgen en moeten desnoods nu al hun voorzorgen nemen om toch nog van het regime te kunnen genieten, zoals het uitkeren van een (tussentijds of interim) dividend voor jaareinde.

Aarzel niet om contact op te nemen met Luk Cassimon (luk.cassimon@monardlaw.be of 0472/467.847), Sophie Germis (sophie.germis@monardlaw.be of 0472/80.34.22) of uw gewoonlijk contact van het Monard Law tax team als u hierover meer wil weten!

Dit artikel werd geschreven door

Op zoek naar advies rond een bepaald onderwerp?

We begeleiden je naar de juiste persoon of team.