Sinds de invoering van artikel 442quater WIB in 2006 wordt de niet betaling van fiscale schulden door een vennootschap automatisch gekoppeld aan de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders. De vordering in bestuurdersaansprakelijkheid won recent aan populariteit bij de fiscale administraties.
Ten opzichte van de fiscus wordt het bestaan van een bestuurdersfout vermoed bij niet betaling van ten minste twee vervallen schulden binnen een periode van een jaar (voor trimestriële aangiftes), of bij niet betaling van minstens drie vervallen schulden binnen een periode van een jaar (voor maandaangiftes). Dit vermoeden is weerlegbaar. De bestuurder kan m.a.w. aanvoeren dat de niet-betaling het gevolg is van omstandigheden anders dan zijn fout.
Het vermoeden van fout wordt ook opgeheven indien de niet-betaling het gevolg is van financiële moeilijkheden die aanleiding hebben gegeven tot het openen van een procedure gerechtelijke reorganisatie (WCO), faillissement of gerechtelijke ontbinding.
De fiscale administratie die van plan is het bestuur hoofdelijk aansprakelijk te houden voor de fiscale schulden, moet de bestuurders voorafgaandelijk in gebreke stellen en een respijttermijn van een maand gunnen om te remediëren dan wel te verantwoorden waarom niet wordt betaald.
Bepaalde lagere rechtspraak koppelde het versturen van zulke ingebrekestelling door de fiscus als het keerpunt om het vermoeden van fout te activeren. Een latere reorganisatie of ontbinding van de vennootschap kon de fout dan niet meer remediëren. Dit leidde tot een golf van veroordelingen lastens bestuurders.
In een baanbrekend arrest van 14 januari 2016 herstelt het Hof van Beroep van Antwerpen opnieuw het evenwicht ten voordele van de bestuurders: het versturen van een ingebrekestelling is een ontvankelijkheidsvoorwaarde om de fiscus toe te laten het bestuur aan te spreken maar heeft geen enkele invloed op het vermoeden van fout. Ook de oorzaken van de financiële moeilijkheden die aan de basis liggen van het niet betalen van de fiscale schulden zijn niet beperkt tot bepaalde situaties maar moeten objectief beoordeeld worden.
Om persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder te vermijden blijft het essentieel om meteen gemotiveerd te reageren zodra de fiscus de bestuurder in gebreke stelt.