Het nieuwe boek 6 Burgerlijk Wetboek – Algemene inleiding

De afgelopen jaren is de Belgische wetgever het Burgerlijk Wetboek (BW) flink aan het actualiseren en moderniseren. De spits werd afgebeten met een hervorming van het bewijsrecht met boek 8 (1 november 2020), gevolgd door de uitwerking van boek 5 verbintenissen dat geldt vanaf 1 januari 2023. Voor het contractenrecht komt Boek 7 Bijzondere Overeenkomsten in aantocht.

Deze wetboeken hebben het bestaande recht vooral in een actueel kleedje gestoken en bestaande tendensen in de rechtspraak gecodificeerd.

Een meer ingrijpende hervorming zal er komen met boek 6 BW inzake Buitencontractuele aansprakelijkheid, waarvan de tekst recentelijk werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en dat in werking zal treden op 1 januari 2025.

Was een nieuw wetboek nodig?

Uiteraard is dit voor velen de eerste vraag die opkomt. De wetgever had een nobel doel voor ogen: de wetgeving te moderniseren, rechtszekerheid en voorspelbaarheid inbouwen, een betere structuur garanderen en vernieuwingen invoeren op een aantal gebieden waar de rechtspraak onzeker of onduidelijk was.

Een terechte intentie want het bestaande buitencontractueel regime bestond uit slechts een handvol wetsbepalingen (artikelen 1382-1386bis oud BW) waardoor het Belgisch aansprakelijkheidsrecht vooral rechtersrecht was. Dit leidde tot rechtsonzekerheid, aangescherpt door het feit dat de rechtspraak op sommige punten onduidelijk, divergent en verouderd was.

 

Belangrijke vernieuwing: afschaffing van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent

Een belangrijke vernieuwing vormt zeker de gewijzigde aansprakelijkheid van de uitvoeringsagent. Een uitvoeringsagent of hulppersoon is een persoon door wie een contractant zich ter uitvoering van een contractuele verbintenis laat vervangen. Stel dat u een overeenkomst sluit met een aannemer die voor de (uitvoering) van elektriciteitswerken beroep doet op een zelfstandig elektricien. Wanneer door de fout van de elektricien schade ontstaat, rijst de vraag tot wie de opdrachtgever zijn pijlen moet richten: op de aannemer of diens hulppersoon of beiden?

Gezien de contractuele relatie tussen de opdrachtgever en de aannemer, is deze laatste in principe aansprakelijk voor de fout begaan door de uitvoeringsagent.

De elektricien kon zelf maar persoonlijk (buitencontractueel) aangesproken worden door de opdrachtgever onder zeer strikte voorwaarden. De eerste voorwaarde betreft de fout die een schending moet uitmaken, niet van een contractuele verbintenis, maar van de algemene zorgvuldigheidsnorm. De tweede voorwaarde stelt dat de schade die door de feit werd veroorzaakt moet verschillen van deze die louter uit de gebrekkige uitvoering van het contract voortvloeit.

Door de vereenzelviging van de hulppersoon-elektricien met diens medecontractant (aannemer) werd de buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering van de hoofdschuldeiser (opdrachtgever) ten opzichte van de hulppersoon sterk ingeperkt. Men sprak dan ook van een zogenaamde ‘quasi-immuniteit’ van de uitvoeringsagent.

In het nieuwe boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt deze quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent afgeschaft. De opdrachtgever krijgt in het besproken geval de mogelijkheid om de schade zowel te verhalen 1) op zijn eigen contractspartij als op 2) de hulppersoon die werd ingeschakeld ter uitvoering van het contract.

Deze nieuwe regeling heeft uiteraard belangrijke gevolgen voor de bestuurders van vennootschappen, werknemers, onderaannemers, etc. Hun bescherming wordt op dit vlak ingeperkt. Niettemin past ook hier nuancering. Zo bepaalt de nieuwe wet dat deze regeling enkel geldt wanneer de wet of het contract niet anders voorziet, zodat afwijkingen mogelijk zijn.

 

Andere vernieuwingen

Verder heeft de wetgever gesleuteld aan de basisbegrippen fout, schade en causaal verband die de bouwstenen vormen om een persoon buitencontractueel aansprakelijk te stellen. Er wordt een artikel gewijd aan herstel in natura als alternatief voor schadevergoeding.

De regels gelden zowel voor natuurlijke personen als rechtspersonen. Voor de foutloze aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken (oude art. 1384, lid1 BW) wordt het veiligheidscriterium expliciet in de wet opgenomen. De wetgeving inzake de productaansprakelijkheid wordt niet gewijzigd, maar volledig geïntegreerd in het nieuwe boek  6 BW. Dit is slechts een greep uit de nieuwe wijzigingen die boek 6 BW invoert.

Het nieuwe recht zal van toepassing zijn op feiten die ontstaan na de inwerkingtreding ervan, i.e. 1 januari 2025. Dit betekent dat de nieuwe regels van toepassing kunnen zijn op reeds bestaande overeenkomsten. Het is dus aangewezen een review te laten uitvoeren van uw bestaande overeenkomsten. Zo kunnen bijvoorbeeld rechtstreekse buitencontractuele vorderingen t.a.v. hulppersonen contractueel worden beperkt/uitgesloten (bv. in  het hoofdcontract, dan wel in algemene voorwaarden).

Wat al deze wijzigingen concreet inhouden en welke verdere stappen uw onderneming kan zetten om zich aan te passen aan de wetswijziging, zal aan bod komen in toekomstige nieuwsbrieven, zodat u helemaal up-to-date bent. Neem gerust met ons contact op indien u vragen heeft of verder advies wenst.

Dit artikel werd geschreven door

Op zoek naar advies rond een bepaald onderwerp?

We begeleiden je naar de juiste persoon of team.