Het jaareinde gaat traditiegetrouw gepaard met de publicatie van meerdere fiscale eindejaarswetten. Ook dit jaar was dit niet anders. Daarnaast zit er nog belangrijke wetgeving in de pijplijn. Hierna geven wij een beknopt overzicht.
Gepubliceerde wetgeving
Wet van 20 december 2020 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie
Deze wet betreft voornamelijk een verlenging van de reeds bestaande (fiscale) ondersteuningsmaatregelen tot en met 31 maart 2021, zoals:
- 6% btw-tarief voor mondmaskers en hydroalcoholische gels;
- Belastingvrijstelling voor regionale en lokale steunpremies die men ontvangt tot en met 31 maart 2021;
- Tot 120 vrijwillige overuren in de cruciale sectoren die worden gepresteerd tot 31 maart 2021 zullen vrijgesteld zijn in de inkomstenbelasting;
- Verlenging tijdelijke vrijstelling, m.b.t. registratierecht en recht op geschriften voor bepaalde notariële volmachten.
Deze termijnen kunnen nog worden verlengd bij Koninklijk Besluit.
Wet van 20 december 2020 houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen
Deze wet bevat diverse maatregelen en voert voornamelijk enkele technische aanpassingen door:
- Bevestiging zodat de vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing ook voor onderzoekers met een bachelor-diploma geldt;
- Defensieve maatregelen in het geval van transacties met ondernemingen gevestigd op landen die op de Europese lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden zijn opgenomen. Een gedetailleerde bespreking hiervan vind je in onze eerdere nieuwsbrief van 25 januari 2021 (Nieuwe EU-lijst van belastingparadijzen: wat zijn de fiscale gevolgen? – Monard Law | Publicaties – monardlaw.be);
- Technische aanpassingen aan de interestaftrekbeperking van art. 198/1 WIB92 naar aanleiding van enkele opmerkingen van de Europese Commissie;
- Inkomsten verkregen via een digitaal samenwerkingsplatform zullen voortaan belast worden aan 20% (met een kostenforfait van 50%), indien bepaalde voorwaarden voldaan zijn. In hoofde van digitale samenwerkingsplatformen zal voortaan ook een meldingsplicht bestaan, zodat zij niet enkel bepaalde informatie aan de belastingplichtige moeten verstrekken (m.b.t. fiscale en sociale verplichtingen), maar ook aan de fiscale administratie (o.a. brutobedrag transacties, identiteit gebruiker…). De vraag stelt zich of dergelijke meldingsplicht wel in lijn is met Europese wetgeving (nl. de e-commerce Richtlijn) en geen beperking inhoudt op het vrij verkeer van diensten van informatiemaatschappijen. Het Grondwettelijk Hof heeft over een soortgelijke bepaling van het Brussels Gewest recent een prejudiciële vraag gesteld aan het Europees Hof van Justitie (GwH 155/2020).
Programmawet van 20 december 2020
De Programmawet bevat meerdere bepalingen, waarvan de volgende het meest in het oog springen:
- Het verlaagd btw-tarief van 6% voor afbraak en heropbouw wordt uitgebreid naar woningen op het hele grondgebied. Een gedetailleerde bespreking van deze nieuwe maatregelen vind je in onze eerdere nieuwsflash (Tijdelijke uitbreiding van het verlaagd btw-tarief van 6% voor afbraak en heropbouw — Monard Law).
- Voor financiële instellingen geldt voortaan de verplichting om ook periodiek de saldi van financiële rekeningen aan te melden bij het Centraal Aanspreekpunt van de Nationale Bank. De fiscale administratie kan deze inlichtingen ook consulteren (onder bepaalde voorwaarden). De eerste melding zal in principe ten laatste op 31 januari 2022 moeten gebeuren;
- De tijdelijke verhoging van de investeringsaftrek naar 25% wordt verlengd voor vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht tussen 12 maart 2020 en 31 december 2022.
In de pijplijn
Daarnaast zijn er nog enkele fiscale wetten in voorbereiding die naar verwachting op korte termijn zullen worden gestemd. De meest opvallende wetgevende initiatieven zijn de volgende:
- Jaarlijkse taks op de effectenrekeningen van 0.15%. Deze taks geldt enkel voor effectenrekeningen met een waarde van meer dan 1 miljoen EUR. Wij wijden nog een afzonderlijke nieuwsbrief aan deze nieuwe belasting;
- Buitenlandse onroerende goederen: na enkele veroordelingen door het Europees Hof van Justitie en de recente boete en dwangsom, zal het fiscaal regime van buitenlandse onroerende goederen worden aangepakt. In se houdt deze regeling in dat voortaan Belgische en buitenlandse onroerende inkomsten op eenzelfde wijze zullen worden belast (nl. voor niet-verhuurde onroerende goederen: kadastraal inkomen + 40%). Aan de buitenlandse onroerende goederen zal er een kadastraal inkomen moeten worden toegekend. Belastingplichtigen zullen hiervoor een afzonderlijke vragenlijst moeten invullen. Opmerkelijk is dat de Raad van State wel fundamentele bedenkingen had bij de wijze waarop het kadastraal inkomen van de buitenlandse onroerende goederen wordt berekend;
- Dematerialisatie van de relaties tussen de FOD Financiën, rechtspersonen en bepaalde derden: via dit wetsontwerp zal de wijze waarop de fiscus correspondeert met belastingplichtigen worden aangepast (bijv. vraag om inlichtingen, bericht van wijziging…). Voortaan zal dit verplicht via een elektronisch platform verlopen (nl. eBox) voor communicatie met rechtspersonen en professionelen (zoals accountants). Voor particulieren zal de communicatie in papieren vorm nog wel de norm blijven, al kunnen zij ook kiezen voor een opt-in. De inwerkingtreding van deze wet is vastgelegd op 1 januari 2025, maar de Koning kan steeds een vroegere datum vastleggen. Deze nieuwe regel heeft ook een impact op het startpunt van de fiscale termijnen. Deze termijnen zullen in principe ingaan op de eerste werkdag volgend op de terbeschikkingstelling van het document via eBox, en niet langer vanaf de derde werkdag volgend op de verzending.