Begin mei legde de regering in het kader van de procedure van de Loonnormwet haar bemiddelingsvoorstel voor aan de sociale partners. In het kader van het bemiddelingsvoorstel had de regering de sociale partners de opdracht gegeven om een antwoord uit te werken voor enkele socio-economische vraagstukken, met name:
- De verhoging van het minimumloon over verschillende interprofessionele akkoorden;
- Het tijdelijk meer gebruik kunnen maken van overuren;
- Het werkbaar maken van het einde van de loopbaan via de landingsbanen;
- De verlenging van de termijnen voor de harmonisering van de aanvullende pensioenen tussen arbeiders en bedienden.
Dinsdagochtend berichtten de media over witte rook in het kader van de onderhandelingen tussen de vakbonden en werkgevers. We vatten het ontwerpakkoord hieronder in enkele krachtlijnen samen. Het is belangrijk om te benadrukken dat het geen definitief akkoord betreft: de sociale partners dienen de gemaakte afspraken nog voor te leggen aan hun achterban en de regering.
In de eerste plaats wordt in het kader van het interprofessioneel minimumloon afscheid genomen van het onderscheid dat vandaag gemaakt wordt op basis van leeftijd en anciënniteit. Er blijft hierdoor nog slechts één minimumloon over. Het laagste bedrag, dat voor achttienjarigen, wordt verhoogd tot iets meer dan 1.700 Eur bruto en zal als hét minimumloon worden beschouwd. In het kader van de interprofessionele akkoorden van 2024 en 2026 zou het minimumloon verder moeten worden verhoogd.
Op vraag van de werkgeverszijde worden de regels inzake overuren (tijdelijk verder) versoepeld. Het regime van de zogenaamde ‘corona-overuren’, de mogelijkheid voor bedrijven uit essentiële sectoren om op vrijwillige basis tot 120 extra overuren te laten presteren aan fiscaal gunstige voorwaarden, wordt tijdelijk behouden maar omgedoopt tot ‘relance-uren’. De mogelijkheid om gebruik te maken van deze relance-uren wordt verlengd tot eind 2022 en beschikbaar gesteld aan alle sectoren.
Voor de ‘gewone’ overuren wordt het fiscaal gunstregime voor werknemers en werkgevers opgetrokken van 130 tot 180 uren. Dit regime geldt tot en met 30 juni 2023 en net zoals het geval is voor de relance-uren, kunnen alle sectoren hiervan gebruik maken.
Ten derde werd afgesproken dat de huidige regels inzake SWT (vroeger gekend als ‘brugpensioen’) met twee jaar worden verlengd. Dit betekent dat SWT blijft bestaan voor bedrijven in moeilijkheden. SWT kan vanaf zestig jaar. Wie op SWT gaat moet zich tot de leeftijd van tweeënzestig beschikbaar houden voor de arbeidsmarkt of een loopbaan van tweeënveertig jaar kunnen voorleggen.
Daarnaast worden de bestaande afwijkende voorwaarden voor de landingsbanen verlengd zodat werknemers vanaf vijfenvijftig jaar van dit stelsel kunnen blijven genieten met toekenning van onderbrekingsuitkeringen.
Ten slotte werd er afgesproken om de harmoniserng van het aanvullend pensioen van arbeiders en bedienden te verschuiven van 2025 naar 2030.