De vernieuwde Wet betreffende de rechten van de patiënt is van kracht. Maar wat verandert er nu precies voor de zorgverlener?

Nu de gezondheidszorg in de afgelopen 20 jaar enorm geëvolueerd is door het ontstaan van nieuwe technologieën en een gewijzigde zorgrelatie tussen de zorgverlener en de patiënt, werd in 2022 naar aanleiding van de 20e verjaardag van de Wet inzake de rechten van de patiënt duidelijk dat voormelde wet dringend aan vernieuwing toe was.

En zo geschiedde.

Op 6 februari 2024 werd de Wet tot wijziging van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt en tot wijziging van bepalingen inzake rechten van de patiënt in andere wetten inzake gezondheid door het federaal parlement gestemd en goedgekeurd. Sedert begin maart 2024 is er dan ook een nieuwe versie van de Wet inzake de rechten van de patiënt van kracht. Als het ware de “Wet Patiëntenrechten 2.0”.

Maar wat is er nu precies veranderd in hoofde van de zorgverlener in kader van de uitoefening van het (para)medisch beroep? Hierna wordt een korte blik geworpen op de belangrijkste wijzigingen in de Wet van 2002 betreffende de rechten van de patiënt vanuit het oogpunt van de zorgverlener.

1. De medewerkingsplicht in hoofde van de patiënt

Vooreerst wordt de medewerkingsplicht in hoofde van de patiënt geherformuleerd opdat er meer gelijkwaardigheid zou bestaan tussen de patiënt en de zorgverlener. Het bekomen van een optimale gezondheidszorgverstrekking aan de patiënt is immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de zorgverlener én de patiënt geworden.

In hoofde van de patiënt betekent dit dat deze ertoe gehouden is om de zorgverlener zo volledig en correct mogelijk in te lichten over zijn gezondheidstoestand. Bovendien moet de patiënt de adviezen en instructies van de gezondheidszorgbeoefenaar naleven teneinde de zorgverlening in het algemeen, de gerichte zorg in het bijzonder en de zorgplanning te vergemakkelijken.

Kortom: de uitoefening van zijn of haar rechten als patiënt moet op een weloverwogen manier gebeuren. Dit vanuit de idee dat de zorgverlener de patiënt maar ten volle kan ondersteunen in zijn keuzes en levensdoelen indien de zorgverlener op een verantwoordelijke manier wordt geraadpleegd én betrokken door de patiënt.

Het is voor de zorgverlener echter van belang om te weten dat deze verplichting in hoofde van de patiënt niet absoluut is. De zorgverlener moet namelijk steeds de gezondheidsgeletterdheid van de patiënt – of beter gezegd het mogelijk gebrek daaraan – in acht nemen. De kennis- en informatieasymmetrie van de patiënt blijft aldus een gegeven waarmee door de zorgverlener op elk ogenblik rekening moet gehouden worden.

 

2. Een kwaliteitsvolle dienstverstrekking

In kader van het recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking heeft de Belgische wetgever in de Wet van 2002 toegevoegd dat de zorgverlener bij het verstrekken van gezondheidszorg rekening moet houden met de doelstellingen en de waarden van de patiënt. Ook de zelfbeschikking in hoofde van de patiënt moet gerespecteerd worden. De patiënt heeft aldus het recht om zijn of haar voorkeuren en wensen in kader van de gezondheidszorg te expliciteren.

Weet dat hierdoor evenwel op geen enkele wijze afbreuk wordt gedaan aan de diagnostische en therapeutische vrijheid van de gezondheidszorgbeoefenaar.

Maar hoe wordt nu precies het evenwicht tussen beiden behouden?

Concreet komt het erop neer dat de gezondheidszorgbeoefenaar die vanuit zijn of haar professionele autonomie de medische behoeften van de patiënt aflijnt, rekening moet houden met de persoonlijke voorkeuren van de patiënt, maar niet verplicht is om deze zonder meer te volgen. Belet de diagnostische en therapeutische vrijheid dat de voorkeuren van de patiënt onverkort worden gevolgd, dan gaat het medisch wetenschappelijk oordeel van de gezondheidszorgbeoefenaar wel degelijk voor.

 

3. De vrije keuze van de zorgverlener

Eveneens nieuw in de Wet van 2002 is de verplichting van de zorgverlener om de patiënt op de hoogte te brengen indien hij of zij omwille van opgelegde maatregelen niet meer voldoet aan de voorwaarden voor de uitoefening van het beroep en de praktijkvoering.

Hierbij kan gedacht worden aan een tuchtbeslissing zoals een schorsing van een arts door de Orde der artsen, of een administratieve maatregel i.v.m. de praktijkvoering ten gevolge van een beslissing van de Toezichtscommissie in de context van de Kwaliteitswet, een strafrechtelijke veroordeling etc.

Echter, ter bescherming van het privéleven van de zorgverlener, wordt de zorgverlener evident niet verplicht om de precieze reden mee te delen aan de patiënt. Ook wordt niet zover gegaan dat de gezondheidszorgbeoefenaar zijn beroepsbekwaamheid en -ervaring moet bewijzen, noch bestaat er een recht in hoofde van de patiënt op inzage in het portfolio van de beroepsbeoefenaar.

Een beroepsbeoefenaar kan er dan ook nog steeds zelf voor opteren om deze informatie actief te delen met de patiënt, mits het respecteren van de regels met betrekking de praktijkinformatie.

 

4. De informatieverstrekking door de zorgverlener

De Belgische wetgever heeft bij de vernieuwing van deze wet veel belang gehecht aan de herformulering van het recht op informatie over de gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie van deze toestand. Meer specifiek worden de modaliteiten waarop de informatie moet verstrekt worden, aangepast in de nieuwe wet.

Eerst en vooral moet de informatieverstrekking afgestemd zijn op de persoonlijke situatie van de patiënt. De zorgverlener moet zich aldus op de hoogte stellen van de situatie en voorkeuren van de patiënt. Dit gaat verder dan louter de medische situatie. In de parlementaire voorbereidingen bij deze wet wordt bepaald dat alle relevante aspecten die mede bepalend kunnen zijn in het beslissingsproces van de patiënt door de zorgverlener moeten nagegaan worden. Hierbij moet de zorgverlener ook rekening houden met de behoeften van de patiënt.

Om dit alles te realiseren wordt verwacht van de zorgverlener dat hij of zij de patiënt actief betrekt bij de informatieverlening door de patiënt uit te nodigen vragen te stellen. Op die manier meent de Belgische wetgever dat de informatieverstrekking zal gebeuren op maat van de patiënt, zoals door de nieuwe wet voorgeschreven wordt.

De zorgverlener moet voldoende tijd voorzien voor de informatieverstrekking opdat deze kwaliteitsvol kan gebeuren. De holistische, doelgerichte benadering van de patiënt staat hierbij centraal.

In de wet was reeds het recht van de patiënt voorzien om aan de zorgverlener te verzoeken de informatie schriftelijk te bevestigen, maar in de nieuwe wet gaat men verder. Zo is dit niet enkel mogelijk wanneer de patiënt erom verzoekt, maar ook wanneer de zorgverlener het voor de patiënt pertinent acht. In dat laatste geval zal de zorgverlener eveneens de informatie bijkomend schriftelijk of elektronisch dienen te verschaffen.

In principe is er dan ook geen sprake van een verregaande nieuwe verplichting in hoofde van de zorgverlener nu de zorgverlener nog steeds zelf de afweging zal moeten maken.

 

5. De verplichte informatieverstrekking over de financiële gevolgen van de tussenkomst

De verplichting in hoofde van de zorgverlener om de patiënt te informeren over de financiële gevolgen van zijn tussenkomst, is sedert de herziening van de Wet van 2002 wettelijk verankerd.

Het betreft een absolute verplichting in hoofde van de zorgverlener om de patiënt over het volledige financiële aspect van de zorgverstrekking in kwestie te informeren, aldus ook over eventuele supplementen en niet-vergoede diensten die de patiënt zou moeten betalen.

Hierbij wordt opnieuw belang gehecht aan de wijze van informatieverstrekking, meer bepaald op maat van de patiënt en op een kwaliteitsvolle manier.

 

6. Het patiëntendossier

Naast het recht van inzage in het patiëntendossier voorziet de nieuwe wet ook het recht van de patiënt om toelichting te krijgen over de inhoud van het hem of haar betreffende patiëntendossier.

Daarnaast is het concept van de persoonlijke notities van de zorgverlener uit de wet geschrapt. Het doel van de Belgische wetgever is om het patiëntendossier eenduidiger te maken, nu de patiënt inzage zal kunnen krijgen van het volledige dossier, evident met uitzondering van de gegevens over derden.

Tot slot bevat de wettekst een nieuwe bepaling die de patiënt het recht geeft op een elektronische ontsluiting van zijn gezondheidsgegevens. Het is immers noodzakelijk dat de zorgverlener naast het zorgvuldig en veilig bewaren van het patiëntendossier ook de gegevens van de patiënt op een veilige manier openstelt.

Hierdoor wordt het principe dat opgenomen is in artikel 40 van de Code van medische deontologie van de Orde der Artsen verankerd als patiëntenrecht: De arts moet gebruik maken van de toegangsplatformen om medische gegevens ter beschikking te stellen of valideren door de publieke overheid. Deze terbeschikkingstelling heeft tot doel dat onderzoeken niet onnodig worden herhaald.

Op een nog nader door de Koning te bepalen datum zal de gezondheidszorgbeoefenaar er dan ook daadwerkelijk toe verplicht worden om elk patiëntendossier in elektronische vorm bij te houden en te bewaren.

 

7. De klachtenbehandeling

Last but not least wordt het recht voorzien op klachtbehandeling. De patiënt beschikte reeds over het recht om een klacht in te dienen bij een bevoegde ombudsfunctie met oog op een klachtbemiddeling, maar op vandaag heeft de patiënt ook de mogelijkheid om een klacht daadwerkelijk te laten behandelen.

Daar waar de klachtbemiddeling tot doel heeft om de verzoening tussen de partijen te bekomen, beoogt de klachtbehandeling dat er een uitspraak wordt gedaan over de vraag of de zorgverlener wel of niet één of meer patiëntenrechten heeft geschonden. Dit gaat aldus heel wat verder.

 

BESLUIT

Het valt op dat elk bestaand patiëntenrecht in een welbepaalde mate gewijzigd werd, het ene recht met drastischere gevolgen voor de zorgverlener dan het andere.

Het is van belang dat u als zorgverlener deze nieuwe fungerende wetgeving dagelijks naleeft, te meer nu de patiënt ook de mogelijkheid heeft gekregen om klachten daadwerkelijk te laten behandelen door de Federale Commissie voor toezicht op de praktijkvoering in de gezondheidszorg.

Deze Federale controlecommissie is bevoegd om passende maatregelen te nemen die zelfs uw visum als zorgverlener kunnen kosten.

Wees aldus op uw hoede en raadpleeg ons tijdig indien u hierover vragen zou hebben.

Dit artikel werd geschreven door

Op zoek naar advies rond een bepaald onderwerp?

We begeleiden je naar de juiste persoon of team.