Het voorwerp van de procedure
Net zoals voor de eerste rechter, streefden de eisers er in de beroepsprocedure naar Shell aansprakelijk te stellen als Shell haar CO2-uitstoot niet met 45% (minstens 35% of 25%) zou verminderen tegen 2030 ten opzichte van haar CO2-uitstoot in 2019. Zij verzochten het Gerechtshof om Shell te bevelen deze uitstootvermindering effectief te verwezenlijken. De zaak werd door het Gerechtshof beoordeeld met toepassing van het Nederlandse recht.
Vijf interessante beslissingen van het Gerechtshof
Het Gerechtshof heeft de eis van de milieuactiegroepen opnieuw onderzocht en is onder meer tot volgende conclusies gekomen:
1) Als bedrijf dat aanzienlijk bijdraagt aan het klimaatprobleem en bij machte is de strijd tegen dit probleem te ondersteunen, is Shell volgens het Gerechtshof verplicht om haar CO2-uitstoot te beperken en zo de gevaarlijke gevolgen van klimaatverandering mee te bekampen. Deze verplichting geldt zelfs als die niet letterlijk in een specifieke rechtsregel staat vermeld, wat hier het geval was.
2) Het Gerechtshof leest deze verplichting als onderdeel van de op eenieder rustende plicht om zorgvuldig te handelen. De inspiratie voor de invulling van deze open norm haalde het Gerechtshof voornamelijk uit diverse mensenrechten, zoals het recht op leven en het recht op eerbiediging van het privéleven, internationale en Europese regelgeving ter bestrijding van de gevaarlijke gevolgen van klimaatverandering. Het Gerechtshof hield daarbij zowel rekening met bindende als niet-bindende regels (zgn. ‘soft law’).
3) Hoewel mensenrechten klassiek uitwerking krijgen in de verhouding tussen burgers en de Staat, laat het Gerechtshof op die manier toe dat private ondernemingen en personen deze rechten ook opzichtens elkaar kunnen laten gelden.
4) Shell werd door het Gerechtshof niet gevolgd in haar argument dat de huidige wetgeving op vlak van CO2-uitstoot exhaustief is en haar ter zake dus geen bijkomende verplichtingen kunnen worden opgelegd. De algemene zorgvuldigheidsplicht kan volgens het Gerechtshof dus wel degelijk aanvullende verplichtingen inhouden om CO2-uitstoot te verminderen.
5) Volgens het Gerechtshof bestaat er op dit ogenblik evenwel noch een rechtsregel, noch een wetenschappelijke consensus die bepaalt met hoeveel procent iedere individuele speler zijn of haar CO2-uitstoot moet verminderen. Het zag dan ook geen reden om Shell te verplichten haar CO2-uitstoot met 45% (dan wel 35% of 25%) tegen 2030 terug te schroeven ten opzichte van haar CO2-uitstoot in 2019.
Deze vijf beslissingen, die slechts een greep vormen uit de veelheid van vraagstukken waarover het Gerechtshof zich in het arrest gebogen heeft, tonen aan dat deze uitspraak zich niet laat vatten door ongenuanceerde termen als “winnaar” en “verliezer”. De toekomst zal nog moeten uitwijzen welke impact en draagwijdte deze beslissing werkelijk heeft. Tot slot moet worden opgemerkt dat er nog een voorziening in cassatie mogelijk is tegen het arrest van het Gerechtshof bij de Nederlandse Hoge Raad.
Alleszins kan samenvattend het volgende gesteld worden:
- Bedrijven kunnen in principe aangesproken worden op grond van hun algemene zorgvuldigheidsplicht voor de schadelijke impact die hun activiteiten op het milieu hebben.
- Zowel de omzetting en ontwikkeling van aanvullende wetgevende initiatieven, als de resultaten van verder wetenschappelijk onderzoek, zullen de inhoud van de algemene zorgvuldigheidsplicht mee kunnen kleuren. Mede in het licht van de nodige rechtszekerheid voor de betrokken partijen lijkt ook aandacht voor concrete en voorzienbare sancties hier op zijn plaats.
- Het valt nog af te wachten wat de impact zal zijn van concrete wettelijke verplichtingen over CO2-uitstoot op de tendens van de klimaatrechtszaken tegen overheden en private bedrijven.
Wij volgen deze zaak voor u op en komen er inhoudelijk uitgebreider en vanuit verschillende invalshoeken op terug in een volgende post.