De aansprakelijkheid van de onderaannemer in de bouwsector: een paradigmashift

Op 1 januari 2025 zal het nieuwe Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot buitencontractuele aansprakelijkheid inwerking treden.

De nieuwe wetgeving zal van toepassing zijn op de feiten die zich hebben voorgedaan na de inwerkingtreding van de wet. Concreet betekent dit dat schade die zich na 1 januari 2025 voordoet in het kader van al afgesloten overeenkomsten onder de toepassing valt van de nieuwe wet.

Tijd om te panikeren? Nog niet. Tijd om verder te lezen? Best wel.

Wij vestigen de aandacht op artikel 6.3 NBW. Dit artikel regelt enerzijds de samenloop van de buitencontractuele en contractuele aansprakelijkheid, en anderzijds voert het de afschaffing in van de zogenaamd “leer van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent of de hulppersoon”. In toepassing hiervan kon de opdrachtgever (bijvoorbeeld bouwheer of hoofdaannemer, de onderaannemer of de sub-onderaannemer niet aanspreken voor gebrekkige uitvoering van de overeenkomst).

Artikel 6.3 BW behandelt twee rechtsverhoudingen; de eerste paragraaf heeft betrekking op de geldende aansprakelijkheidsregels tussen medecontracten, de tweede paragraaf richt zich op de regels tussen een benadeelde contractspartij en de door hun medecontractant ingeschakelde hulppersoon.

 

Samenloop?

Vereenvoudigd voorgesteld is de huidige stand van zaken dat een vordering op contractuele basis gescheiden blijft van een vordering op buitencontractuele basis. Als u een overeenkomst heeft afgesloten met een partij kan u deze enkel aanspreken in het kader van deze overeenkomst.

U kan tegen een partij geen twee vorderingen, contractueel en buitencontractueel, laten “samenlopen”.

Hierop bestaat een uitzondering die werd uitgewerkt door het Hof van Cassatie in het befaamde Stuwadoorsarrest d.d. 7.12.1973.  Het Hof stelde dat dergelijke samenloop wel toegelaten is wanneer de fout niet enkel een contractuele inbreuk uitmaakt maar ook een inbreuk is op een algemene zorgvuldigheidsnorm en bovendien andere schade heeft veroorzaakt dan de schade die het gevolg is van de slechte uitvoering van de overeenkomst.

Samenloop is dus enkel mogelijk onder bepaalde strikte voorwaarden.

Onder het nieuwe recht is het principe dat samenloop altijd mogelijk is. U kan uw contractspartij dus altijd aanspreken zowel op contractuele basis als op buitencontractuele basis. Hier moeten echter nuances bij aangebracht worden.

 

Quasi-immuniteit?

Onder het oude recht geldt de leer van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent.

Vereenvoudigd voorgesteld volstaat het om in de bouwsector te verwijzen naar de onderaannemer.

De bouwheer sluit een overeenkomst met een aannemer die op zijn beurt een agent aanstelt op de werken uit te voeren, de onderaannemer.

‍De onderaannemer is “immuun” voor een rechtstreekse vordering van de bouwheer. De bouwheer zal de contractuele keten moeten volgen en eerst de aannemer moeten aanspreken, die vervolgens de schadeloosstelling zal verhalen bij zijn onderaannemer. De immuniteit van de onderaannemer is dus geen volledige maar wel een quasi immuniteit.

Vanaf 1 januari 2025 wordt deze quasi-immuniteit afgeschaft en zal de bouwheer de onderaannemer wel rechtstreeks aansprakelijk kunnen stellen.

 

Nuances

Als de wetgever het hierbij gelaten zou hebben zou u wel degelijk mogen en misschien zelfs moeten panikeren. De facto zou het er dan immers op neerkomen dat de bouwheer iedereen kan aanspreken zonder rekening te houden met de overeenkomsten die werden afgesloten.

De wetgever heeft de invoering van de samenloop en de afschaffing van de quasi-immuniteit dan ook afgezwakt.

De contractuele bepalingen die partijen hebben afgesloten blijven doorwerken ook wanneer de schadelijder zich niet beroept op de overeenkomst maar wel op een buitencontractuele aansprakelijkheid. Ook de wettelijke bepalingen blijven van toepassing.

De koper die schade lijdt kan zijn verkoper niet aanspreken “alsof de koop niet heeft plaatsgevonden”. Zowel de wettelijke regels m.b.t. koop als de bepalingen van de koopovereenkomst blijven van toepassing en de verkoper kan zich beroepen op deze verweermiddelen tenzij er sprake is van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit of van opzettelijke fout.

De onderaannemer kan zich beroepen op de contractuele verweermiddelen die opgenomen zijn zowel in de aannemingsovereenkomst tussen bouwheer en aannemer als op de contractuele verweermiddelen die opgenomen zijn in zijn eigen onderaannemingsovereenkomst.

De bouwheer kan de beperkingen die opgenomen zijn in zijn overeenkomst dus niet ontwijken door de onderaannemer buitencontractueel aansprakelijk te stellen: deze hulppersoon kan diezelfde beperkingen (uit de overeenkomst of de wet) aan hem tegenwerpen.

U bent bijgevolg nog steeds beschermd door de door u afgesloten overeenkomsten maar het uitgangspunt is wel 180° gedraaid.

Niet van dwingend recht – Contractuele clausules invoegen en aanpassen!

De belangrijkste bemerking is evenwel dat artikel 6.3 NBW niet van dwingend recht is.

Partijen kunnen in hun contract bedingen dat de samenloop van beide aansprakelijkheidsregimes niet mogelijk is, en/of dat de leer van de quasi-immuniteit van de hulppersoon van toepassing blijft.

Wij informeren u graag over clausules die uw rechtspositie het beste kunnen beschermen, zowel in de aannemingsovereenkomst als in de onderaannemingsovereenkomst. We vestigen er ook uw aandacht op dat er clausules zijn die geen soelaas kunnen bieden omdat zij nietig zijn, ofwel in het kader van de wetswijziging ofwel in toepassing van het Wetboek Economisch Recht.

Dit artikel werd geschreven door

Op zoek naar advies rond een bepaald onderwerp?

We begeleiden je naar de juiste persoon of team.