Vrijstelling doorstorting van bedrijfsvoorheffing: wijzigingen n.a.v. mini-taxshift

Op 4 februari 2022 keurde de ministerraad een voorontwerp van wet goed dat voorziet in een mini-taxshift. Als onderdeel van deze mini-taxshift zullen de voorwaarden van de verschillende (gedeeltelijke) vrijstellingen tot doorstorting van bedrijfsvoorheffing worden aangescherpt. De voornaamste wijzigingen betreffen de vrijstelling voor ploegen- en nachtarbeid. Wij vatten de wijzigingen voor u samen!

Vrijstelling voor ploegen- en nachtarbeid

Ondernemingen kunnen van een vrijstelling tot doorstorting van bedrijfsvoorheffing genieten voor werknemers die ploegen- of nachtarbeid verrichten. Dit houdt in dat de bedrijfsvoorheffing wel moet worden ingehouden, maar ten belope van 22,8% van de belastbare bezoldiging niet moet worden doorgestort aan de Schatkist.

Maar deze vrijstelling is aan strikte voorwaarden onderworpen (art. 275/5 WIB92). De werknemers moeten een ploegenpremie ontvangen. Daarnaast moeten zij ook minstens 1/3de van de arbeidstijd tijdens de betreffende maand ploegen- of nachtarbeid hebben verricht.

Er is sprake van ploegenarbeid indien “het werk verricht wordt door minstens 2 ploegen van minstens 2 werknemers, die hetzelfde werk doen zowel qua inhoud als qua omvang en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder onderbreking en zonder dat de overlapping meer bedraagt dan 1/4de van de arbeidstijd”.

Er is sprake van nachtarbeid als er prestaties verricht worden tussen 20u en 6u, met uitsluiting van prestaties die enkel tussen 20u en 24u worden verricht en voor werknemers die gewoonlijk beginnen te werken vanaf 5u.

Deze vrijstelling vormt momenteel het voorwerp van gerichte en grondige controles, waarbij de fiscus de diverse voorwaarden zeer streng beoordeeld.

 

Voorgenomen wijzigingen

Het Rekenhof legde in een rapport van 2019 al meerdere pijnpunten bloot m.b.t. de toepassing en de controle op de diverse vrijstellingen van de doorstortingsverplichting. Van de gelegenheid wordt nu gebruik gemaakt om (zij het gedeeltelijk) tegemoet te komen aan de opmerkingen van het Rekenhof. De regering kiest ervoor om de toepassingsvoorwaarden aan te scherpen. Daarnaast heeft de wetswijziging uiteraard ook een budgettair doel.

Het voorontwerp is weliswaar goedgekeurd door de ministerraad, maar is nu voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Er kan dus nog een en ander gewijzigd worden. Onder voorbehoud van eventuele wijzigingen, zal de hervorming alvast het volgende inhouden:

  • Opsplitsing ploegen- en nachtarbeid: de voorwaarden voor ploegen- en nachtarbeid zullen voortaan niet meer dezelfde zijn. Dit heeft tot gevolg dat de wetsbepaling wordt uitgebreid en beide regimes afzonderlijk zal behandelen;
  • Minimale ploegenpremie: de premie die wordt toegekend n.a.v. ploegen- of nachtarbeid moet minstens 2% (ploegenarbeid) of 12% (nachtarbeid) bedragen. Met deze maatregel wil de regering mogelijk misbruik van de maatregel tegengaan, met name wanneer zeer beperkte premies worden toegekend louter om de vrijstelling te kunnen toepassen;
  • Bewijs van ploegenpremie: de premie die wordt toegekend moet ook uitdrukkelijk bij CAO, arbeidsreglement of arbeidsovereenkomst worden vastgelegd;
  • Berekening 1/3de-norm: de berekening van de 1/3de-norm op uurbasis zal wettelijk verankerd worden. Ter info, sinds begin dit jaar stelt de fiscus ook al dat de 1/3de-norm op uurbasis berekend moet worden. De berekening op dagbasis zou niet langer mogelijk zijn (zie onze eerdere nieuwsbrief). Bovendien zal de 1/3de-norm voortaan voor ploegen- en nachtarbeid afzonderlijk moeten worden berekend. Het zal dus niet langer mogelijk zijn om de gepresteerde uren in de totaliteit te beoordelen om de 1/3de-norm te berekenen. Dit zal voornamelijk een impact hebben voor werknemers die in afzonderlijke regimes werken;
  • Beperkte onderbreking van 15min: de voorwaarde geldt nog steeds dat de opeenvolgende ploegen elkaar moeten opvolgen zonder onderbreking. Maar de tolerantie dat een beperkte onderbreking van 15min toegelaten is, zal nu wettelijk verankerd worden. De Memorie van Toelichting stelt dat het niet de bedoeling is om deze pauze nog verder uit te breiden, tenzij in uitzonderlijke omstandigheden (bijv. omwille van sanitaire maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie);
  • Uitzendkantoren: uitzendkantoren zullen nog steeds toepassing kunnen maken van de vrijstelling, maar zij zullen vanaf 1 oktober 2022 de vrijstelling enkel kunnen toepassen als zij het akkoord hebben gekregen van de onderneming waarin uitzendkrachten te werk worden gesteld om de vrijstelling toe te passen.

Er komt jammer genoeg geen bijkomende verduidelijking over de invulling van de voorwaarde dat de ploegen “hetzelfde werk zowel qua inhoud als qua omvang” moeten verrichten. Nochtans had het Rekenhof ook al opgeroepen om het begrip “ploegenarbeid” te verduidelijken. Maar volgens de regering zal een verduidelijking “nooit neutraal” zijn, en gaat men hier dan ook niet op in. Dit is een gemiste kans, aangezien deze voorwaarde veel aanleiding geeft tot discussie.

De meeste wijzigingen gelden al voor bezoldigingen die vanaf 1 april 2022 worden toegekend, met uitzondering van de verplichte vermelding van de ploegenpremie in CAO, arbeidsreglement of arbeidsovereenkomst. Deze verplichting zou slechts gelden voor premies toegekend vanaf 1 april 2024.

 

Wat zijn de andere wijzigingen?

Het voorontwerp voorziet ook nog in andere wijzigingen m.b.t. de diverse vrijstellingen:

  • De vrijstelling van ploegenarbeid voor werken in onroerende staat zou enkel kunnen worden toegepast als men de RSZ-aanmeldingsverplichting heeft voldaan;
  • Fiscaal voluntariaat zal worden uitgesloten voor de toepassing van de vrijstelling voor O&O, sporterbeoefenaars, steunzones, startende ondernemingen;
  • De niet-doorgestorte bedrijfsvoorheffing voor O&O zal niet meer in de berekeningsbasis van het belastingkrediet voor O&O mogen worden opgenomen;
  • De termijn om een vordering tot teruggave in te dienen zal worden ingekort. Deze termijn bedraagt momenteel nog 5 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarin de voorheffing is gestort. Vanaf 1 april 2022 zal deze termijn beperkt worden tot 3 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op het aanslagjaar;
  • Uitbreiding van de aangifteverplichting, zodat voortaan meer gegevens zullen moeten worden meegedeeld. Deze verplichting zou gelden voor bezoldigingen die vanaf 1 januari 2023 worden betaald;

 

Wat betekent dit nu?

De regering werkt momenteel aan een hervorming van het regime van de vrijstelling tot doorstorting van bedrijfsvoorheffing. Hoewel de hervorming nog niet finaal is, is duidelijk dat de voorwaarden zullen worden verstrengd. Dit geldt voornamelijk voor de vrijstelling m.b.t. ploegen- en nachtarbeid, waar de impact aanzienlijk kan zijn.

De nieuwe bepalingen zouden al gelden vanaf 1 april 2022. Ondernemingen doen er dan ook goed aan om nu al de impact van het hernieuwde regime te analyseren en zich voor te bereiden. Desgevallend zullende interne systemen en procedures ook moeten worden herzien (bijv. naar aanleiding van de nieuwe berekening van de 1/3de-norm).

Uiteraard volgen wij de verdere evoluties van nabij op.

 

Heeft u vragen? Aarzel niet om om Luk Cassimon (0472/467.847 of luk.cassimon@monardlaw.be) te contacteren of uw gewoonlijke contactpersoon!

Dit artikel werd geschreven door

Op zoek naar advies rond een bepaald onderwerp?

We begeleiden je naar de juiste persoon of team.